Spijtbetuiging voor de schade die door psychiaters / psychotherapeuten is aangericht aan homoseksuelen.
In 1973 is homoseksualiteit als ziekte uit de DSM [1] gehaald. Desondanks zijn ziekverklaringen en de daaruit voortvloeiende behandelingen van homoseksuelen nimmer herroepen door de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), ook al werden de meest gewelddadige behandelingen zoals aversietherapie en castratie niet gangbaar meer uitgevoerd [2]. Totdat er op 30 maart 2023 een spijtbetuiging kwam, 150 jaar na de oprichting van de NVvP:
´Ons rekenschap gevend van deze historie van de psychiatrie, en alle ellende die hierdoor is veroorzaakt, wil de NVvP daarom vandaag spijt betuigen voor dit leed dat is aangedaan´, schrijft de vereniging in een verklaring. ´Met de inzichten en de visie van nu is dit soort denken en handelen onvoorstelbaar.´
Psychiaters betuigen spijt voor het leed dat lhbtiq+´ers [3] is aangedaan omdat hun identiteit in het verleden als ziekte werd beschouwd. Goed nieuws. Met waardering voor de inzet hiertoe van m.n. Ben Ruesink [4] en Cobie Groenendijk [5].
Toch bekruipt me bij de berichtgeving een ongemakkelijk gevoel. De opvatting over homoseksualiteit en de behandelwijzen waren keuzes. Onder professionals bestonden vanaf eind 19e eeuw al heel andere opvattingen. R. von Krafft-Ebing (1840-1902) bijvoorbeeld, in 1877 hoogleraar psychiatrie en neurologie te Graz, beschouwde homoseksualiteit als aangeboren. En Magnus Hirschfeld (1868-1935), arts en wetenschapper, richtte in 1897 het Wissenschaftlich-humanitäre Komitee op dat gericht was op acceptatie en emancipatie van homoseksuelen. Hirschfeld beschouwde homoseksualiteit als een aangeboren variant van de ´gewone´ liefdesgerichtheid. Elk kind erft vrouwelijke en mannelijke eigenschappen van zowel de vader als de moeder. Extreme polen zijn de absolute man en de absolute vrouw, maar daarbinnen zijn talloze varianten aanwezig, meende hij. Hirschfeld was met deze zienswijze zijn tijd ver vooruit. In eigen land hadden we psychiater Wijnand Sengers, die een model ontwierp om vast te stellen of iemand aangeboren en dus ´ongeneesbaar´ homoseksueel was.
Deze opvattingen boden ruimschoots perspectief voor de psychiatrie om op verder te gaan. Maar het tegendeel gebeurde; psychiaters besloten homoseksualiteit als ziekte te beschouwen die te genezen was en legden dit vast in hun ´bijbel´, de DSM. De ziekte werd bestreden met agressieve methoden die doen denken aan martelpraktijken.
Mijn ongemak komt voort uit de vraag welk proces van onderzoek- en zelfreflectie heeft geleid tot de spijtbetuiging. We hebben het niet eenvoudig over voortschrijdend inzicht, daarvoor was men te nadrukkelijk afgeweken van inzicht dat er al was. Het zo agressief afwijzen en onderdrukken van ´het andere´, en homoseksuele mensen zo schadelijk bejegenen, het komt – dat hadden juist psychiaters moeten weten – voort uit angst voor het vreemde en uit superioriteitsgevoelens. Vanuit een vermeende bedreiging door het bestaan van de ander sluit men de gelederen. Uit dit mechanisme ontstaat stigmatisering. Was hier sprake van een collectieve ‘tegenoverdracht’ van een beroepsgroep? Niets menselijks is psychiaters vreemd. Homofobie verschilt wat dit betreft niet van racisme, misogynie en de afweer tegen andere culturen of godsdiensten.
Ruesink komt nu tot de conclusie ´Artsen zien homoseksuelen en transgender personen niet meer als mensen met een psychische ziekte, maar de maatschappij beschouwt ze vaak nog wel als ziek en afwijkend. En juist dát leidt wel tot psychische aandoeningen´. Ruesink zij geprezen, maar dit zeggen gespecialiseerde hulpverleners al sinds de jaren 60 van de vorige eeuw. Waarom gingen bij Ruesink pas in 2010 de alarmbellen rinkelen over de gevolgen van afwijzing en stigmatisering?
Het is een mooi initiatief dat binnen de beroepsvereniging een lhbti-platform is opgericht zodat psychiaters zich bewust worden van de problemen. Maar deze kennis is reeds decennialang ontwikkeld en verspreid door de Schorerstichting (1967-2012) [6] die zich bezighield met psychische en lichamelijke gezondheidszorg voor homoseksuele mannen en vrouwen, en door vele therapeuten vanuit de vrouwenhulpverlening en autonome praktijken. Er zijn vanaf de jaren 60 vele boeken en artikelen geschreven en bijeenkomsten georganiseerd (lezingen, workshops, trainingen) met hulpverleners om hen te informeren en te laten leren van de ervaringen.
Kennis, inzicht en ervaringen waren beschikbaar, het werd op een presenteerblaadje aangeboden. De hulpverleners die specifiek met homoseksuele, lesbische en ook transgender cliënten [7] werkten wisten van de schade die zij hadden opgelopen bij psychiaters, het was veelal onderdeel van de hulpverlening om deze schade te helen.
De voorlichting aan psychiaters en andere hulpverleners was hard nodig: sinds 1973 was homoseksualiteit uit de DSM geschrapt, maar daarna vertoonden zij in de spreekkamer veelal gedrag dat ik een verlegenheidsreactie noem. Als cliënten al de moed hadden hun homoseksualiteit ter sprake te brengen, was de reactie vaak ´dat is tegenwoordig toch geen probleem meer´. Hoe goed bedoeld misschien, maar ook deze reactie was schadelijk door de ontkenning van problemen in de context van de stigmatisering.
Verandering bestaat bij de gratie van inzicht in eigen motieven, ook als die dieper in het bewustzijn aanwezig zijn. Niet als schuld bij jezelf, maar als verlichting van eeuwenoude overgedragen mechanismen die uitsluiting in stand houden.
4 april 2023 - Anne Swart, Therapeutisch hulpverleenster, trainer, opleider (gepensioneerd). Autonome praktijk voor lesbisch specifieke hulpverlening (1983-2004)
Nawoord na een gesprek met Ben Ruesink
Na het bevolkingsonderzoek van het Trimbos-instituut uit 2010, waaruit bleek dat het aantal zelfmoordpogingen onder lhbti-jongeren vier keer hoger was dan onder de algemene bevolking, richtte Ruesink met collega's een lhbti-platform binnen de beroepsvereniging op. Hoewel de Schorerstichting gestopt was met de hulpverlening vanuit de gedachte dat, onder invloed van de emancipatie, de reguliere hulpverlening dit nu zelf goed zou kunnen, blijkt de drempel naar de GGZ nog steeds hoog te zijn voor lhbti´ers. Het gaat niet vanzelf goed, er is voortdurend aandacht, informatie, scholing en reflectie nodig, binnen instellingen en opleidingen.
De afgelopen jaren heeft dit platform eraan bijgedragen dat psychiaters zich meer bewust zijn van de specifieke mentale problemen van lhbti´ers, problemen die verband houden met afwijzing en stigmatisering vanuit de samenleving.
Na lezing van de geschiedbeschrijving bij het 150 jarig bestaan van de NVvP, realiseerde Ruesink zich dat er door geen van de verbonden psychiaters ooit iets is herroepen over het denken en handelen in het verleden.
Zo beschreef een van de oprichters van de vereniging in 1873 de homoseksuele geaardheid als een ´abnormale hersenafwijking´ en seks tussen homo's als een ´symptoom van krankzinnigheid´. Dat artikel was trendsettend om homoseksualiteit te medicaliseren.
Het besef dat de inzet van het platform breder gemaakt moest worden naar de gehele beroepsgroep, leidde uiteindelijk tot de publieke spijtbetuiging door de NVvP op 30 maart. ´Er wordt echt verantwoordelijkheid genomen voor een duister verleden´, zegt Ruesink. De spijtbetuiging zal leiden tot de actieve ontwikkeling van toegankelijke en toegesneden hulpverlening aan lhbti´ers. Er ligt al een visiedocument over de kernwaarden van goede hulpverlening aan deze groep: anti-stigma, expliciete aandacht voor identiteit en diversiteit.
Toevallig (!) kwam in de week voor deze spijtbetuiging de biografie [8] over Piet Kuiper (1919-2002) uit, die o.a. hoogleraar psychiatrie en psychopathologie was aan de Universiteit van Amsterdam (1961-1984).
Kuiper had zeer conservatie opvattingen over homoseksualiteit, die hij in zijn leerboeken een neurose, een perversie, en een ernstige ziekte noemde. Hij schuwde de beschadigende behandelmethoden niet, naar mijn indruk zelfs nadat homoseksualiteit als ziekte uit de DSM was verwijderd in 1973. Kuiper had grote invloed in de beroepsgroep van psychiaters, en ook breder in de opleidingen van hulpverleners op HBO niveau. Uit de biografie blijkt dat Kuiper zelf homoseksueel was en homoseksuele relaties onderhield [9]. Niets menselijks is ons vreemd.
Gezegd moet worden dat er steeds ook psychiaters zijn geweest met een progressieve en emancipatoire opvatting over homoseksualiteit, in navolging van de eerder genoemde R. von Krafft-Ebing, Magnus Hirschfeld en J.W. Sengers. Geïnspireerd door de antipsychiatrie van de jaren 60-70 en de emancipatiebeweging die zich in de jaren 60 begon te roeren.
Citeer dit artikel: Ter Verdieping, aflevering 10, 2023
[1] Diagnostic and Statistical manual of Mental disorders’. In het Nederlands vertaald als het ‘Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen’.
[2] Aversietherapie, tegenwoordig conversietherapie genoemd, is nog steeds niet bij wet verboden in Nederland.
[3] In de DSM werd over ´homoseksuelen´ gesproken, van diversifiëren naar lhbti (of lhbtiq+) was toen nog geen sprake; lhbtiq staat voor lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, interseksueel, queer. Met betrekking tot het verleden hou ik de term homoseksuelen aan.
[4] Ben Ruesink is psychiater, psychotherapeut en seksuoloog, met aandachtsgebieden Hiv-psychiatrie, LHBT (Lesbisch, Homo, Biseksueel, Transgender) en mentale & seksuele gezondheid.
[5] Corrie Groenendijk is psychiater en psychotherapeut, met speciaal aandachtsgebied patiënten uit minderheidsgroepen.
[6] https://nl.wikipedia.org/wiki/Schorer_(stichting)
[7] In de tijd van de Schorerstichting werd de aanduiding lhbti of lhbtiq nog niet gebruikt.
[8] Koen Hilberdink, Strijd om de ziel, het leven van P.C. Kuiper (1909-2002 in de psychiatrie.
[9] https://www.nrc.nl/nieuws/2023/04/11/biograaf-zijn-eigen-leugens-moeten-psychiater-kuiper-kapot-hebben-gevreten-a4161791
Relevante gesprekken bij dit artikel:
Met Caroline Fransen
Bart Jan Spruyt
Met Jan Kuitenbrouwer
Belangrijke kanttekeningen bij deze ontwikkeling in de psychiatrie, die maken dat de spijtbetuiging (van 30 maart jl) niet eenvoudig in een narratief van 'voortschrijdend inzicht' kan worden geplaatst - er lijkt eerder een tijdlang sprake geweest van 'achteruitschrijdend inzicht'.. , aangezien het inzicht dat homoseksualiteit geen ziekte is er in delen van de beroepsgroep allang blijkt te zijn geweest. Bij mij rijst de vraag: Waarom heeft het dan zo lang geduurd om deze dwaling van de dominante beroepsgroep recht te zetten? Het zou goed zijn om nader onderzoek naar deze vraag te doen, want kan dit iets zeggen over de kwaliteit van het onderlinge, reflexieve gesprek over controverses en onder deze beroepsgroep; is hiervoor wel voldoende ruimte? Ik vroeg me ook af: is het ongemak dat de auteur uitspreekt bij het proces dat leidde tot de spijtbetuiging, weggenomen door de uitspraken van Ruesink in het nawoord?