In dit artikel staan de volgende vragen centraal:
Waarom en waarover betalen wij belasting?
Welke soorten belastingontwijking bestaan er en hoe verschillen deze van belastingontduiking?
In welke zin hangt belastingontwijking samen met globalisering?
Wat verstaat Manuel Castells onder flowruimte en hoe verandert daarin onze mentaliteit?
Welke drie ethische argumenten bestaan er tegen belastingontwijking?
Om te beginnen: Twee casussen
1
Uit de journalistieke onthullingen van Lux Leaks (2014) blijkt dat het Nederlandse kledingbedrijf WE belastingdeals afsloot met de regering van Luxemburg. Daardoor werden winsten uit Nederland via Luxemburg naar de Britse Maagdeneilanden doorgesluisd. Doordat verschillende bedrijfsonderdelen van WE (naast de bekende winkels van WE bijvoorbeeld het kledingmerk O’Neill) onderling enorme rentes en royalty’s rekenden, werd de feitelijke economische winst in Nederland kunstmatig laag gehouden voor het bedrijf. Bij deze constructie was het accountancy- en adviesbedrijf PwC betrokken. De kwestie is breed uitgemeten in het tv-programma Zembla. Het is onbekend of – en hoeveel – effect dit heeft gehad op het financiële beleid van WE.
2
Het Nederlandse bedrijf Social Database analyseert Twitterdata. Dankzij hun unieke algoritme kunnen zij bedrijven helpen Twittergebruikers te benaderen met effectieve reclame. Social Database is dermate succesvol dat zelfs Twitter gebruikmaakt van haar diensten. De kans dat het bedrijf in de toekomst wordt overgenomen is net als bij andere succesvolle scale-ups groot. Dat zal een forse winst kunnen opleveren voor de ondernemers. Financieel adviseurs hebben daarom alvast aangeraden het bedrijf officieel te vestigen in een land met een aanzienlijk lagere belasting over de verdiensten bij een dergelijke overname. De ondernemers houden hun bedrijf vooralsnog echter in Nederland. ‘Je woont en werkt hier in Nederland, dan moet je hier ook belasting willen betalen’, zei een van hen.
Introductie: Belastingontwijking als moreel probleem
Belastingontwijking is van alle tijden, maar in de huidige geglobaliseerde wereld is het heel vanzelfsprekend geworden. Multinationale bedrijven zien belastingontwijking doorgaans niet meer als een keuze die je ook niet zou kunnen maken. Modebedrijf WE (casus 1) ontwijkt bijvoorbeeld belastingen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. En dat is ook zo. KLM heeft bijvoorbeeld piloten in dienst die in een land wonen waar ze minder belasting betalen dan in Nederland. Deze piloten reizen voor hun werk heen en weer naar Schiphol en KLM betaalt dit woon-werkverkeer (Joosten, 2022a). Een ander voorbeeld is het globaal opererende Amerikaanse Uber dat is gevestigd in Nederland omdat het taxibedrijf hier minder belasting betaalt dan in de Verenigde Staten. WE, KLM en Uber rechtvaardigen hun vanzelfsprekende belastingontwijking met een beroep op de noodzaak tot kostenbesparing vanwege de globale concurrentie. Ze spreken zelf trouwens liever niet van belastingontwijking maar eufemistisch van ‘belastingoptimalisatie’.
Interessant is dat belastingontwijking binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB; minder dan honderd medewerkers) minder lijkt voor te komen. Enerzijds komt dit omdat zij niet over de middelen en kennis beschikken om mee te spelen in het internationale kat- en muisspel tussen bedrijven, accountants en overheden (Römgens & Kiezebrink, 2016). Anderzijds betalen MKB-bedrijven vermoedelijk vaker belastingen omdat zij duidelijker vervlochten zijn met de Nederlandse economie via hun personeel, producten en diensten. Hun belastingdruk vormt daarmee voor hen een kostenpost maar tegelijkertijd een maatschappelijke bijdrage. Dit geldt bijvoorbeeld voor het bedrijf Social Database (casus 2).
Maatschappelijk beschouwd zou belastingontwijking legaal zijn, terwijl belastingontduiking illegaal is omdat in het laatste geval de belastingplichtige bewust een verkeerd beeld van de financiële werkelijkheid geeft. Als een bedrijf bijvoorbeeld het bestaan van een bankrekening in Zwitserland of een voorraad cryptomunten verzwijgt, dan is dat belastingontduiking. Bij belastingontwijking zou er dan technisch gesproken geen overtreding van juridische regels zijn: bedrijven schuiven bijvoorbeeld met winsten tussen dochterbedrijven om zo de belastingdruk van het gehele concern te verlagen (zoals bij casus 1). In de praktijk is het verschil tussen belastingontwijking en -ontduiking echter een kwestie van gradatie en komen ze veelal in combinaties voor (Römgens & Kiezebrink, 2016).
Het maatschappelijke onderscheid is gebaseerd op een formeel-juridische kijk op de kwestie. Kijken we hier iets voorbij, dan blijft belastingontduiking inderdaad illegaal, maar is belastingontwijking legaal noch illegaal. Dat komt doordat bedrijven hierbij misbruik maken van de mismatches tussen belastingregimes en zichzelf boven de wet van natiestaten stellen. Ze opereren daarmee buiten de categorieën legaal/illegaal om. Belastingontwijkende bedrijven begeven zich hierdoor in moreel opzicht op glad ijs. Handig gebruikmaken van nationale wetgeving die landen niet op elkaar hebben afgestemd betekent minder aan die landen bijdragen dan de bedoeling is. Dat is voer voor bedrijfsethici. Zoals de bedrijfsethicus Van Luijk schrijft, maakt een bedrijf zich door belastingontwijking juridisch ongrijpbaar:
‘Je kunt niet zeggen dat iets moreel toelaatbaar is omdat het juridisch niet is verboden. Behendig tussen alle mazen van de belastingwet doorzwemmen en vervolgens koers zetten naar de Antillen maakt een onderneming misschien juridisch ongrijpbaar maar daarmee nog niet moreel verantwoord.’ Van Luijk (1993: 32)
Terecht merkt Van Luijk op dat belastingontwijking juridisch gezien wellicht niet strafbaar is maar daarmee nog niet moreel aanvaardbaar. Hij schrijft dit als bedrijfsethicus vanuit het standpunt van bedrijven. Dat is belangrijk omdat bedrijven en hun bestuurders daadwerkelijk aan de knoppen zitten en de ethische keuze hebben tussen belasting betalen in hun thuisland of deze ontwijken. Het is een taak van de bedrijfsethiek om bedrijven en hun medewerkers met deze keuze te confronteren via onderwijs, advies en onderzoek en hen daarmee tot een heroverweging te bewegen.
Onthullingen van het International Consortium of Investigative Journalists laten evenwel zien dat bedrijven niet de enige zijn die belasting ontwijken: Lux Leaks (2014), Swiss Leaks (2015) en Panama Papers (2016) openbaarden opvallend genoeg dat overheden zélf volop meewerken aan belastingontwijking. De bedrijfsethiek kan daarom ook overheden helpen, door de morele aspecten van deze onthullingen te belichten.
Het volgende voorbeeld kan verhelderen hoe dat zit. De Lux Leaks onthulden hoe de Luxemburgse regering in de periode 2000-2012 op zeer grote schaal belastingdeals (tax rulings) sloot met bedrijven. Deze maakte het mogelijk dat multinationals – waaronder modemerk WE en bijvoorbeeld ook chipfabrikant ASML – in het geheim fors lagere belastingtarieven betaalden dan de officiële tarieven. Saillant aan de Lux Leaks is dat Jean-Claude Juncker, de toenmalige voorzitter van de Europese Unie, destijds minister-president was van Luxemburg, en alles moet hebben geweten van de belastingdeals. Eenmaal geconfronteerd met de onthullingen vond Juncker de kwestie moreel dubieus, maar hij merkte op dat alles legaal was geweest vanuit het perspectief van de Luxemburgse belastingdienst (Piketty, 2020: 726). Deze uitspraak van Juncker lijkt op die van Luijk, maar Juncker ziet er kennelijk geen bezwaar in om alsnog tussen de mazen van de belastingwet door te zwemmen.
Dit verhaal over Juncker illustreert de mate waarin belastingontwijking voor bedrijven en zelfs overheden een gewoonte vormt waar ze niet verder bij stilstaan. Maar hoe komt het dat belastingontwijking nu zo vanzelfsprekend is geworden en dat er geen moreel taboe op rust? En welke ethische argumenten kunnen er tegen de staande praktijk van belastingontwijking worden ingebracht?
Over deze vragen gaat dit artikel. In de volgende paragraaf bespreek ik op hoofdlijnen waarom en hoe we überhaupt belasting heffen. In de paragraaf daarop behandel ik twee verschillende typen belastingontwijking; die waarin gebruik wordt gemaakt van belastingparadijzen zoals Nederland (zoals bijvoorbeeld door Uber), en die waarin grote bedrijven worden aangetrokken (zoals gebeurt in Luxemburg). Daarna, in een sociaal-filosofisch ingestoken paragraaf, bespreek ik het werk van Manuel Castells om te verklaren hoe belastingontwijking zo groot kon worden. Hoewel we daaruit leren dat het knap ingewikkeld is om in een globale netwerkmaatschappij een fatsoenlijke belastingmoraal te handhaven als bedrijf, sta ik een paragraaf later toch stil bij de zwaarwegende ethische argumenten hiervoor. Dit artikel eindigt met een bespreking van de noodzaak van actie op bedrijfs- en overheidsniveau, waaronder het afschalen van de ‘belastingindustrie’ van consultants en accountants.
Waarom en waarover betalen we belasting?
De overheid van een land heeft verschillende typen inkomsten. De belangrijkste zijn:
belastingen
natuurlijk hulpbronnen
aandelen in bedrijven
In Nederland genereert de staat het meeste geld met belastingen, maar dat ligt anders in bijvoorbeeld Noorwegen vanwege de enorme olievelden aldaar. Landen bezitten bovendien aandelen in grote bedrijven. In het geval van Nederland zijn dat bijvoorbeeld Schiphol, ABN Amro en het Havenbedrijf Rotterdam. Overigens leveren lang niet al die aandelen geld op, ofschoon er soms klappers worden gemaakt, zoals bij de verkoop van energiebedrijven in de afgelopen decennia.
Typerend voor belasting is dat het verplichte betalingen zijn waar geen directe tegenprestatie tegenover staat waarop individuen of organisaties aanspraak kunnen maken (Smith, 2015: 4). Belastingen worden hoofdzakelijk gebruikt om de kosten van de staat te betalen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en infrastructuur. Naast deze zogenaamde budgettaire functie hebben overheidsinkomsten ook een instrumentele functie. Hieronder vallen:
herverdeling van welvaart,
bescherming van nationale bedrijvigheid (om bijvoorbeeld een luchtvaartmaatschappij te behouden) en
het stimuleren van bepaalde ontwikkelingen (zoals duurzaamheid).
Ethici en economen schrijven vooral over de rechtvaardige herverdeling van inkomsten door het belastingsysteem, waarover dadelijk meer. Het is in de ethiek ook belangrijk dat we nadenken over de actieve inrichting van een economie met de overheid en daar maak ik nu eerst een paar opmerkingen over.
Wie welvaart wil herverdelen via een bepaalde sleutel (1) dient ook na te denken over hoe die waarde in eerste instantie wordt gecreëerd. Er is daarom reflectie nodig op de aandelenportefeuille (2) en het stimuleringsbeleid (3) van de overheid.
Is het bijvoorbeeld verdedigbaar dat de overheid in coronatijd KLM overeind heeft gehouden? Enerzijds is een luchtvaartmaatschappij als KLM nodig om als land een netwerkfunctie in de wereld te behouden vanwege de werkgelegenheid die dat weer oplevert. Anderzijds is die netwerkfunctie dermate vervuilend dat we ons kunnen afvragen of KLM nog wel bij de klimaatdoelstellingen van Nederland past (vgl. Joosten, 2022b). Bedenk ook dat we de benodigde ‘reddingsgelden’ slechts een keer kunnen uitgeven. We hadden er ook voor kunnen kiezen om hiermee bijvoorbeeld de salarissen van leraren te verhogen met de verwachting dat we daarmee op lange termijn het lerarentekort oplossen. Dit zijn allemaal morele keuzes die een overheid moet overwegen en waarbij rekening dient te worden gehouden met de verschillende belangen en waarden van burgers. Van moreel neutraal economisch beleid kunnen we daarom ook nooit spreken. Ethiek is nodig om te helpen ophelderen wat belangrijke of betere investeringen zijn.
Laten we nu een stap terugzetten naar economische herverdeling via belastingen om zo meer sociaaleconomische gelijkheid te realiseren. Belasting wordt in Nederland, versimpeld gezegd, geheven op:
arbeidsloon- en inkomsten
bedrijfswinst
De belasting op bedrijfswinst (vennootschapsbelasting) is met ongeveer 5% gedaald sinds 2008 terwijl de belasting op arbeidsloon en inkomsten met meer dan 10% is gestegen. Daarnaast wordt er belasting geheven op:
3. consumptie via het btw-tarief van 9 of 21%
4. vermogensbelasting
Er is de laatste jaren veel kritiek op de inrichting van belastingstelsels omdat de rijken er te veel van zouden profiteren terwijl de armen en vooral de middenklassen zwaar belast worden. Thomas Piketty (2013) stelt bijvoorbeeld voor om moderne staten veel meer belasting te laten heffen op vermogen en minder op werk. Eenzelfde voorstel vinden we in de Nederlandse context bij Bas Jacobs (2015). Hun hoofdargument is relatief simpel en overtuigt: kapitaal kan door rente exponentieel groeien, waardoor kapitaal steeds meer oplevert, terwijl dit bij werk niet het geval is.
Een ander punt van kritiek van Piketty en Jacobs is dat zij de belasting niet progressief genoeg vinden: iemand die heel veel verdient, betaalt volgens hen weliswaar een stevige hoeveelheid belasting, maar niet genoeg. Daardoor bouwen ze kapitaal op en kunnen ze gaan beleggen, bijvoorbeeld in een tweede of derde huis, en zo worden ze snel nóg rijker. Dit is zowel moreel als economisch gezien problematisch. De sociaaleconomische ongelijkheid groeit mondiaal en in westerse landen. Daarnaast stroomt het geld van rijke mensen tegenwoordig minder snel terug in de reële economie omdat zij veel beleggen en dus minder uitgeven aan consumptiegoederen.
Belastingontwijking
Vooral multinationale bedrijven zien belastingen als kostenpost. Ze zijn gewend om deze kostenpost te minimaliseren en hun winsten zo te maximaliseren. De idee dat belastingen erbij horen en een bijdrage vormen voor de samenleving (zie 2) zien we weinig terug.
Als land speelt Nederland een bedenkelijke dubbelrol bij belastingontwijking: we huisvesten relatief veel multinationale bedrijven die meedoen aan belastingontwijking én we helpen buitenlandse bedrijven dit via Nederland te doen. Er zijn grofweg twee manieren waarop dat gebeurt. In de inleiding heb ik al vermeld dat het een kwestie van gradatie is of iets belastingontwijking of directe belastingontduiking, en dus fraude, moet worden genoemd. Het is belangrijk dat in de gaten te houden.
Ten eerste kun je belasting ontwijken door gebruik te maken van een netwerk van internationale kantoren in landen als Nederland, Monaco en de Bermuda-eilanden die bekend staan als belastingparadijzen. Google slaagde er in 2019 op deze manier in om slechts 2,4 procent belasting te betalen, terwijl de Verenigde Staten een omzetbelasting van 35% hanteren. Nederland huist anno 2022 zo’n 12.400 brievenbusfirma’s – officieel ‘doorstroomvennootschappen’ geheten – die hoofdzakelijk gericht zijn op het faciliteren van belastingontwijking (Ter Haar, 2021). Pfizer sluist octrooiwinsten op coronavaccins via Nederland, Uber taxi’s rijden overal in de wereld maar is zogenaamd in Nederland gevestigd. En zo zijn ook Fiat en zelfs de Rolling Stones multinationals die in Nederland ‘gevestigd’ zijn. Dit gebeurt onder andere door (schijn)handel tussen dochterbedrijven van een grotere organisatie, bijvoorbeeld in licenties, zoals ook bij WE (casus 1).
Ter Haar (2021) laat zien hoe weinig dit eigenlijk oplevert voor de Nederlandse economie – behalve dan voor de belastingindustrie van fiscale consultants en accountants – terwijl de kosten voor de landen waar bedrijven en individuen vandaan vluchten enorm zijn. Later zal ik nog terugkomen op deze belastingindustrie, een immoreel blok aan het been dat landen uit elkaar speelt en collectieve verantwoordelijkheid bemoeilijkt.
Een tweede vorm van belastingontwijking betreft het overhevelen van economische activiteiten naar landen met een gunstig belastingklimaat. Google heeft bijvoorbeeld ook een kantoor in Ierland, en zo zijn er nog heel veel landen die een plek bieden voor een deel van de activiteiten van grote firma’s uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Ierland is allicht het beroemdste land dat deze constructie aanmoedigt, voornamelijk door een lage vennootschapsbelasting. Vaak nemen bedrijven bewust andere bedrijven over in landen met een aantrekkelijk belastingklimaat om de belastingontwijking via die landen uit te bouwen.
Deze tweede vorm van belastingontwijking gaat gepaard met veel lobbywerk. Uit journalistiek onderzoek weten we bijvoorbeeld dat Unilever en Shell jarenlang hebben gelobbyd bij het Kabinet Rutte III voor de afschaffing van de dividendbelasting. Daar was zelfs een gerenommeerd hoogleraar bedrijfseconomie bij betrokken (Bollen, 2018), wat wijst op het bestaan van netwerkcorruptie tussen publieke en private instituten in Nederland (vgl. Slingerland, 2021). In die lobby is gedreigd met het vertrek van hoofdkantoren uit Nederland, dat dreigement is ook waargemaakt toen het Kabinet niet meeging met de wens om de belastingdruk te verlagen.
Belastingontwijking past bij globale netwerkmaatschappij
Belastingontwijking is van alle tijden (vgl. Palan e.a., 2013). Haar huidige aard en omvang zegt desondanks veel over de maatschappelijke situatie waarin samenlevingen momenteel verkeren en die ik in navolging van Manuel Castells (1996) aanduid als een globale netwerkmaatschappij. Als burgers leven we enerzijds samen in gemeenschappen, buurten en steden; omgevingen die uiteindelijk onderdeel zijn van Nederland als land. Castells spreekt in dit verband van de space of places. Onze economie is natuurlijk ook vervlochten met deze lokale ruimtelijkheid. Tegelijkertijd is onze economie en ons samenleven globaal georganiseerd in netwerken: onze producten worden goeddeels in Azië geproduceerd en Nederland is zelf een belangrijk logistiek doorvoerland. Via televisie en computer komt het nieuws uit de hele wereld onze woonkamers binnen. We zijn daarmee als modern land – naast onze lokale inbedding – internationaal vervlochten in wat Castells de space of flows noemt, Castells (1996: 440-448).
Denk bij deze spaces of flows, oftewel: flowruimte, ook aan architectuur: de luchthaven Schiphol, de Wilhelminapier in Rotterdam of de wolkenkrabbers op de Zuidas in Amsterdam. Die architectuur getuigt niet van een bepaalde locatie maar zou evengoed in New York of Shanghai tot haar recht komen. Mensen die reizen en werken in of nabij deze flowruimte voeren een ander leven dan degenen met een lokaal leven. New York of Shanghai zijn voor hen geestelijk gesproken dichterbij dan Leeuwarden of Breda. Zij voelen zich misschien zelfs primair wereldburgers die in een bepaalde wereldstad wonen en pas daarna inwoners van een land. Zij spreken Engels zoals dat ook in Nederland aan universiteiten volstrekt normaal is (zie voor een bedrijfsethische reflectie op taal: Van Baardewijk, 2019).
Door de mentaliteit, de gebouwde omgeving en de taal die horen bij de flowruimte voelen mensen zich minder verantwoordelijk voor lokale en nationale maatschappelijke instituten, zoals een goed wegennet of een effectieve politie. De vraag is daarom hoe harmonieus de lokaal-nationale ruimte en de flowruimte, spaces of places en spaces of flows, met elkaar samengaan. Castells liet in de jaren ’90 al zien dat we hier niet te optimistisch over moeten zijn en zijn onderzoek is meer dan twee decennia later alleen maar urgenter geworden.
De ‘plaatsloze’ plekken zijn verbonden met wereldwijde flownetwerken: wetenschappers in de Verenigde Staten staan direct in verbinding met wetenschappers in Australië, maar niet met de laagopgeleide mensen die wonen rondom hun universiteit. Banken en andere financials drijven handel met elkaar in globaal toegankelijke financiële markten, terwijl ze nauwelijks lokale bankkantoren hebben.
De globale floweconomie vindt haar voorlopige hoogtepunt in de wereldwijde handel in aandelen en afgeleide financiële producten waarin iedere seconde telt en die altijd doorgaat. Kapitaal gedijt goed in de flowruimte maar de meeste arbeid is lokaal gebonden. Wie niet meewerkt in de kenniseconomie en bijvoorbeeld leraar of dakdekker is, staat op afstand van de flowruimte waar de bankier en wetenschapper zich dagelijks in bewegen. De mensen in de flowruimte – de hedendaagse elite, aldus Castells – heeft eigenlijk geen gevoel meer voor de dynamiek van de lokaliteit van huis, buurt, stad en land.
‘In short: elites are cosmopolitan, people are local. The space of power and wealth is projected throughout the world, while people’s life and experience is rooted in places, in their culture, in their history. Thus, the more a social organization is based upon ahistorical flows, superseding the logic of any specific place, the more the logic of global power escapes the socio-political control of historically specific local/national societies.’ Castells (1996: 446)
De elite van de flowruimte vormt een kleine groep die via haar eigen micro-netwerken invloed heeft op macro-netwerken, zoals die van grote bedrijven, de beurs en ook de wetenschap. Denk concreet aan bedrijfslunches in chique hotels die er overal op de wereld hetzelfde uitzien, waar beslissingen worden genomen met wereldwijde gevolgen, zoals de verplaatsing van het hoofdkantoor van Unilever naar het Verenigd Koninkrijk. Bij dergelijke beslissingen kan er bij bedrijven een lokale zorg bestaan voor burgers, maar deze is niet langer vanzelfsprekend. De globale netwerkmaatschappij is namelijk een orde die buiten de nationale en zelfs de internationale politiek staat. Het gaat om een “plaatsloos netwerk met een eigen tijdsregime waarin belangen voorop staan en waarin geen politiek wordt gedreven in de betekenis van zorgdragen voor een bepaalde omgeving en haar inwoners. Daarmee is het betalen van belasting ook geen vanzelfsprekendheid meer, geen kwestie van burgerlijke rechtschapenheid, maar in het beste geval een keuze van bestuurders voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Het bestaan van de flowruimte is een gegeven feit en bovendien een ideaal voor veel hoogopgeleiden. Dat verklaart ook waarom politici ver meegaan met de wensen van de mensen die erin opereren. Politici weten dat een knooppunt van de flowruimte ook verlegd kan worden – zoals Max Verstappen die vertrok naar Monaco vanwege de belastingdruk – en bedenken daarom dat bedrijven en vermogende mensen wellicht maar beter in de watten kunnen worden gelegd. Hun economische redenatie is dat een land beter veel bedrijven kan huisvesten tegen lage belasting dan weinig tegen hoge belasting. Dit verklaart waarom Nederland relatief veel brievenbusfirma’s telt en waarom Luxemburg veel tax rulings aanbiedt.
De culturele macht van de flowruimte verklaart ook waarom bedrijven überhaupt niet per land hoeven te rapporteren welke winst ze maken (zie voor meer informatie over land-voor-land rapportage: Murphy, 2016). Multinationale bedrijven met dochterondernemingen in het buitenland kunnen gemakkelijk de winst (of het verlies) meerekenen in de Nederlandse of bijvoorbeeld Luxemburgse balansen. De bestuurders en accountants denken en spreken nu eenmaal globaal en niet nationaal. De realiteit van de flowruimte rechtvaardigt hun positie. De vraag is wel, hoe lang landen de flowruimte nog ongebreideld laten voortbestaan.
Belastingontwijking: ethische tegenargumenten
Er zijn ethische argumenten tegen belastingontwijking. Drie belangrijke argumenten zijn de volgende:
belasting behelst een lokale zorgplicht;
belasting moet door alle typen bedrijven worden betaald;
belastingontwijking is onrechtvaardig voor landen waar bedrijven vandaan vluchten.
Het eerste en mijns inziens belangrijkste argument tegen belastingontwijking gaat over het belang van burgers en bedrijven die actief bijdragen aan het gemeenschappelijke leven. Door het proces van individualisering vinden mensen het ingewikkeld om te spreken over het gemeengoed en benadrukken ze liever het ethische ideaal van de bescherming van het individu. Maar je hoeft maar om je heen te kijken om te beseffen hoezeer de mens als individu steunt op instituties en relaties (zie ook: Verbrugge e.a., 2018). Denk aan een goedwerkend onderwijsbestel, een efficiënt wegennet, een royaal aanbod van producten en diensten en evengoed een bepaalde mentaliteit, een taal, culturele uitingen, vrienden, familie, een set waarden, en ga zo maar door.
Nederland wordt net als andere Noordwest-Europese landen in vergelijkend waardenonderzoek getypeerd als buitengewoon rechtschapen land waar burgers hun afspraken nakomen (Van den Brink, 2012). Deze mentaliteit zorgt ervoor dat Nederland een modern land is om in te leven. Multinationaal opererende bedrijven leunen op deze gedeelde instituties en mentaliteit: ze gebruiken de snelwegen, nemen personeel aan met goede scholing, functioneren in een cultuur van talentontwikkeling, enzovoort. Cultureel en maatschappelijk klimaat is een belangrijke overweging wanneer bedrijven nieuwe vestigingsplaatsen overwegen! Wie niet bijdraagt aan deze instituties en mentaliteit en er wel van profiteert, ontloopt zijn of haar verantwoordelijkheid. Ik noem dit eerste argument tegen belastingontwijking het ethische argument van verplichte lokale zorg.
Het tweede argument tegen belastingontwijking draait om het MKB dat vaak niet beschikt over de middelen om mee te doen aan het kat- en muisspel van internationale belastingontwijking. Eigenlijk dragen zij daardoor disproportioneel veel verantwoordelijkheid voor de zojuist besproken instituties en mentaliteit. We zien trouwens ook dat grote bedrijven veel ‘slimmer’ omgaan met belastingen binnen landen. De Nederlandse overheid geeft bijvoorbeeld royale belastingkortingen voor vernieuwende bedrijven waarbij innovatie wordt gerelateerd aan het gebruik van patenten, maar die kortingen worden zo breed gedefinieerd dat vooral multinationale bedrijven altijd wel een ‘patent’ kunnen opvoeren om zo de belastingdruk te verlagen (Römgens & Kiezebrink, 2016:17).
In feite wordt het MKB belastingtechnisch benadeeld ten opzichte van multinationale bedrijven. Dat terwijl het MKB in vrijwel ieder land meer doet voor de gemeenschappelijke welvaart dan de grote bedrijven, waar over het geheel genomen minder mensen werken. Iets vergelijkbaars geldt voor hele rijke individuen zoals sporters en CEO’s van multinationale bedrijven. Waarom zouden zij lagere percentages afdragen dan gewone burgers? Kortom: belastingontwijking is vooral mogelijk voor multinationale bedrijven en superrijke burgers. Dit is het argument van onrechtvaardige benadeling van het MKB en gewone burgers.
Een derde argument tegen belastingontwijking draait om internationale rechtvaardigheid. Een land benadeelt simpelweg andere landen door belastingontwijking te faciliteren, en de wetenschap dat het vooral ontwikkelingslanden benadeelt zou de wenkbrauwen moeten doen fronzen. In landen uit Zuid-Amerika en het Midden-Oosten bijvoorbeeld, wordt ongehoord veel belasting ontweken via landen als Luxemburg, Nederland en Ierland (vgl. Dietsch, 2015). Het probleem is dat de multinationale ondernemingen opereren vanuit de flowruimte en zo staten tegen elkaar uitspelen en aanzetten tot heuse belastingconcurrentie. Internationale samenwerking is nodig om dit spel te doorbreken, zo niet globaal dan in ieder geval in de Europese Unie. Het ethische argument luidt hier dat de nadelen van belastingontwijking in het thuisland veel groter zijn dan de voordelen in het ontwijkland. Sterker nog, de voordelen van de huidige internationale mores van belastingontwijking pakken hoofdzakelijk voordelig uit voor de grote bedrijven en rijke mensen. Dit is het argument van internationale onrechtvaardigheid van belastingontwijking.
Slot: overheid, bedrijven en belastingindustrie veranderen
De aan het begin van dit hoofdstuk geciteerde bedrijfsethicus Van Luijk heeft gelijk dat bedrijven de morele verantwoordelijkheid hebben om belasting af te dragen, ook al is het volgens (‘de letter van’) de wet niet illegaal om belasting te ontwijken. Het is helaas wel de vraag of de moraliteit zoals die doorschemert in Van Luijks citaat nog wel kan bestaan in de geglobaliseerde netwerkmaatschappij. Weliswaar zijn er genoeg morele kwesties in deze netwerkmaatschappij, maar mensen en bedrijven zijn minder snel geneigd er gehoor aan te geven met als excuus dat de wereld is veranderd, natiestaten achterhaald zijn en de concurrentie te sterk is. Die argumenten houden geen stand wanneer we ethisch redeneren vanuit de plaats waar mensen leven en werken.
Bedrijven moeten zelf hun verantwoordelijkheid nemen en belasting betalen. De overheid kan hierbij helpen door in ieder geval het belang ervan te onderstrepen en allicht strengere regels te bedenken. Bedrijfsethisch gezien is het niettemin belangrijk dat bedrijven het ook als betekenisvol ervaren om bij te dragen aan de maatschappij. Zij moeten uit de illusie komen dat ze alleen in de flowruimte bestaan en onderkennen dat ze ook onderdeel zijn van een plaatsgebonden maatschappij. Dit is een uitdaging waar docenten en journalisten bij kunnen helpen.
Ook politiek moet er iets veranderen: Individuele politici hebben vaak een eenzijdige kijk op het nationale eigenbelang. Denk aan Junckers gedrag uit het verhaal in de Lux Leaks in de introductie, of aan dat van Rutte inzake lobby’s van Unilever en Shell. Hun smalle eigenbelang wint het van het nemen van collectieve verantwoordelijkheid. Dit is moreel abject maar het is niet onbegrijpelijk in een internationale orde die in hoge mate is veranderd in een flowruimte. De globale dynamiek van elkaar versterkend denken aan het eigenbelang leidt tot een race to the bottom waarbij landen elkaar aftroeven met lagere belastingen opdat meer bedrijven zich in hun land vestigen. Deze landen zijn uiteindelijk zelf de verliezers van deze belastingconcurrentie.
De oplossing is een nieuw internationaal verbond tegen belastingconcurrentie. Gelukkig zijn er tekenen dat de landen wereldwijd meer en meer bereid raken om iets te doen tegen belastingconcurrentie. Zo is er in oktober 2021 door 136 grote en kleine economieën afgesproken om een minimum vennootschapsbelasting in te voeren van 15%. Toch zijn er nog veel andere dingen die internationaal afgesproken zouden kunnen worden. Denk concreet bijvoorbeeld aan afspraken om bedrijven per land te laten rapporteren over hun inkomsten en daar ook nationale winstbelastingen aan te verbinden. Dat zou revolutionair zijn.
Een land als Nederland zou daar in eerste instantie op verliezen vanwege de werkgelegenheid die hier te lande te danken is aan het mogelijk maken van belastingontwijking. Op een andere manier zou er ook weer flink mee kunnen worden gewonnen. Bedenk eens hoeveel bedrijven in Nederland hun geld verdienen – Microsoft, Google, Facebook, enzovoort – zonder dat ze hier winstbelasting betalen. Een dergelijk vernieuwend internationaal belastingstelsel zal er voorlopig niet komen omdat politici nog niet doorhebben dat een dergelijk stelsel in het welbegrepen eigenbelang is van landen. Er is gelukkig wel een trend waarin wordt gewerkt aan een Tax Governance Code om zowel bedrijven als politiek te overtuigen voor meer internationale fiscale samenwerking (vgl. Gribnau, 2020).
Naast nieuwe regelgeving en een bewuster bedrijfsleven dient ook de belastingindustrie rondom moreel dubieus belastingadvies te worden verkleind om zo als het ware het businessmodel weg te halen uit belastingontwijking. Deze industrie, ook wel de Wealth Defense Industry genaamd, bestaat uit advocatenkantoren, fondsen en consultants en is gericht op het minimaliseren van belastingkosten voor bedrijven. Zij is ook nauw verweven met de grote accountantskantoren Deloitte, KPMG, EY en PwC, wat opnieuw aangeeft hoe normaal belastingontwijking geworden is in de afgelopen decennia (zie ook casus 1 over WE).
De gehele Wealth Defense Industry zou zichzelf in de spiegel moeten kijken: heeft zij eigenlijk wel een waardescheppende functie in de economie? Of ondermijnt zij in feite het reilen en zeilen van de lokaal-nationale economie? Zo’n gewetensvraag is moeilijk te stellen voor wie is opgeleid, leeft en werkt in de geest van de flowruimte. Kritisch onderwijs en journalistiek zijn nodig om hier denkruimte voor te scheppen. Uiteindelijk zal het ook niet lukken zonder nieuwe politieke beperkingen. Bedrijfsethiek kun je namelijk niet geheel overlaten aan bedrijven als de markt meent in een moreel vacuüm te bestaan (zie hoofdstuk 5).
Toch blijft de vraag: hoe kunnen juist bedrijven moreel verantwoord omgaan met belastingen? Kiezen zij voor het grote geld door zo min mogelijk belasting te betalen, of nemen zij verantwoordelijkheid voor het land waarin zij leven en werken? Dit is strikt genomen geen inhoudelijk moreel dilemma, maar een wilsprobleem, want de winst die men haalt door minder belasting te betalen komt tegen de morele prijs van het ontlopen van je verantwoordelijkheid voor het collectieve gemeengoed. In zo’n geval dient een bedrijf het moreel goede te verkiezen boven economisch voordeel.
Deze redenering zal ouderwets aanvoelen voor mensen die denken en leven vanuit wat Castells de flowruimte noemt. Maar ik hoop in dit hoofdstuk duidelijk te hebben gemaakt dat die flowruimte uiteindelijk via mensen in gewone lokale leefwerelden wortelt. Wie dat erkent – en eventueel het gevoel van ouderwets-zijn van zich afschudt – is vast ook bereid belasting te betalen. Onderwijs, onderzoek en journalistiek helpen om die erkenning te stimuleren. En dat is nodig, want belasting dient essentiële doelen, maar om de een of andere manier is dat besef in de afgelopen decennia onvoldoende over het voetlicht gebracht. Een belangrijke verklaring hiervoor is duidelijk: er bestaat een moreel bedenkelijke belastingindustrie die bedrijven actief helpt om tussen de mazen van de wet Nederland in en uit te zwemmen.
Relevante gesprekken bij dit artikel
Met Thijs Joosten:
Met Rutger Claassen:
Gesprek met Frank Peters:
Met Jelle van Baardewijk:
Jelle, moet jou stuk nog een keer goed lezen maar de vraag die bij mij opkomt in dit kader is eerder of het nog wel moreel verantwoord is om wél ‘netjes’ belasting te betalen en daarmee een overheid in stand te houden die op z’n minst duidelijke criminele trekken vertoond: burgers ongegrond criminaliseren in toeslagen affaire, vergroten van oorlogsleed door militair steunen van Oekraïne, tegen grondwet en mensenrechten in nemen van (aantoonbaar niet werkende) desastreuze Corona maatregelen. Hoe ver moet deze maffia nog gaan voor we een streep trekken en stoppen met ze te financieren?
Mooie analyse. Het laat wel de vraag open waar men zou kunnen beginnen deze praktijken te gaan veranderen vanuit het perspectief van de wederkerigheid. Kortom : wel omzet, geen/weinig belasting, dan wordt het ‘sourcen’ in de meeste ruime zin van omzet generende middelen ook moeilijker dan voor bedrijven die wel voldoende belasting betalen. Haalbaar?