Wetenschap op het snijvlak van recht en onrecht
Prof. dr. Ronald Meester en dr. Jaap C. Hanekamp
Dit artikel in het kort:
Feiten spreken niet voor zich. Naast waarnemingen vereist wetenschap normatieve theorieën waarmee deze feiten worden geïnterpreteerd.
Interpretatie en tegenspraak zijn wetenschapseigen. Daarom kan een Hoge Raad van de Wetenschap niet gaan bepalen wat “de feiten” zijn.
Staatswetenschap is net zo gevaarlijk als staatsgodsdienst. Wanneer één waarheidsopvatting maatschappelijke instituties gaat overheersen, zoals bijvoorbeeld in het geval van de coronapandemie, ontstaat blikvernauwing.
Het recht moet beschermd worden tegen een te enge opvatting van wetenschap.
Wetenschap, recht en onrecht? We hebben wat uit te leggen, want op welke manieren zijn deze thema’s aan elkaar verbonden? Laten we beginnen met wetenschap. Wat is dat eigenlijk? Allereerst: mensenwerk. Daarmee is natuurlijk nog niet heel veel gezegd. De simpelste definitie van wetenschap is misschien als volgt: pogen de verborgen werkelijkheid die om en in ons is bloot te leggen. Hoe? Door te kijken, te experimenteren, te denken. En alles wat we tegenkomen in deze ontdekkingsreis goed en transparant vast leggen, zodat iedereen met interesse in ons werk deze ontdekkingsreis kan controleren.
Maar dat is misschien toch wat al te simpel gesteld, want wat betekent ‘blootleggen’ eigenlijk precies? In hoeverre de wereld echt kenbaar is voor ons is een vraag met veel filosofische lagen, dus wellicht is het beter om aan de veilige kant te blijven en wetenschap op te vatten als een onderneming die zich bezighoudt met hoe wij de realiteit ervaren. Blootleggen komt dan neer op het onderzoeken hoe we de wereld beter kunnen begrijpen, verklaren of beschrijven, waarbij die begrippen ‘verklaren’ en ‘begrijpen’ ook niet zo makkelijk uit te leggen zijn.
Wat levert al dat wetenschappelijk werk eigenlijk op? Hopelijk heel veel. Als alles meezit kunnen we wetenschap misschien soms ook wel gebruiken om dingen te voorspellen. Dat laatste is bijzonder. Als een wetenschappelijke hypothese goed kan beschrijven en verklaren is het de hoop dat het ook iets kan zeggen over aspecten van de werkelijkheid die nog nooit eerder zijn waargenomen.
Als ‘alles’ klopt aan zo’n wetenschappelijk construct, is de voorspellende waarde verreweg het belangrijkst. Immers, het maakt iets zichtbaar van de werkelijkheid dat daadwerkelijk nieuw en onontgonnen is. En dat levert weer nieuw onderzoek op om op zoek te gaan naar die nieuwe, niet eerder waargenomen, fenomenen.
“Bedenk dat wetenschap bol staat van de tegenspraak.”
Dit klinkt allemaal heerlijk ideaal en misschien zelfs wel wat romantisch. Bedenk echter dat wetenschap bol staat van de tegenspraak. Althans, als het goed is. Waarom is dat eigenlijk zo? Tegenspraak is kritiek, lastige vragen stellen, niet snel tevreden zijn, resultaten betwijfelen, modellen uit elkaar peuteren, de reikwijdte van resultaten ter discussie stellen, enzovoort. Uit tegenspraak komen nieuwe inzichten voort als die tegenspraak op waarde wordt geschat en kan gegeven worden.
Nu komen we op lastig terrein uit. Want je zou kunnen stellen: de feiten spreken toch voor zich? Hoezo dan tegenspraak? Dat is toch nergens voor nodig? Of zoals minister Robbert Dijkgraaf het onlangs formuleerde:[1]
“Het is niet voldoende om áchter de wetenschap en de wetenschappers te staan. Wij moeten vóór hen staan. En voor de boodschap die ze brengen. Voor de feiten die niet liegen. Die zoveel meer zijn dan een mening. En die uiteindelijk het laatste woord moeten hebben. [...] De volgende crises staan immers al opgelijnd: klimaat, stikstof, digitale veiligheid. Ik moet er niet aan denken dat de tegenkrachten van nepnieuws en fake science en alternatieve feiten deze grote opdrachten gaan frustreren. Want we zullen daarvoor de volle breedte van de wetenschap nodig hebben. En de persoonlijke inzet en onverschrokkenheid van onze beste wetenschappers.”
Dijkgraaf roept tal van kwesties op. Voordat we daar aan toekomen, moeten we bedenken dat wetenschap ruwweg uit twee componenten bestaat: het proefondervindelijke – observaties, experimenten – en het rationele – logica, redeneren, interpreteren, analyseren, enzovoort. Beide elementen zijn keihard nodig om wetenschap te doen, maar zijn zeer verschillend. Zonder logica, geen experimenten. Dit is, zeg maar, de metafysica van wetenschap: we begrijpen de wereld op bepaalde manieren waaruit onderzoek van allerlei aard uit voortkomt. Als Dijkgraaf zegt “de feiten liegen niet”, dan doet hij een metafysische uitspraak over het feitbegrip. De vraag is: is dat waar? Nou, nee.
Ten eerste: de feiten die we ‘hebben’ zijn verzameld op basis van onderzoekkeuzes die we van te voren hebben gemaakt. Laten we dat duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld. Neem een glazen petrischaaltje met micro-organismen (schimmels, bacteriën) als ‘simpel’ voorbeeld. Wat voor ‘feiten' kunnen we verzamelen uit dit simpele object met koloniën micro-organismen? Nou, onnoembaar veel. Een hele kleine selectie: de invloed van het glas op de groeisnelheid van deze micro-organismen; welke types micro-organismen er groeien; de competitie tussen de koloniën van micro-organismen; de oorsprong van de micro-organismen koloniën; invloeden van temperatuur, luchtvochtigheid en nutriënten; groeitijd en adaptatie van micro-organismen, enzovoort, enzovoort.
“Voordat we überhaupt aan ‘feiten verzamelen’ toekomen hebben we al een hele serie aan niet-experimentele beslissingen genomen.”
Ten tweede: Welke feiten zijn ‘belangrijk’ en welke niet? Anders gezegd: welke feiten geven inzicht ten aanzien van wat precies? Dus: voordat we überhaupt aan ‘feiten verzamelen’ toekomen, het proefondervindelijke dus, hebben we al een hele serie aan niet-experimentele beslissingen genomen. Sommige zijn technisch van aard (Wat gaan we allemaal analyseren en hoe gaan we dat doen? Hoeveel mensen en budget hebben we voor dit onderzoek? Wat kunnen we technisch wel en niet bestuderen?), maar andere zijn moreel van karakter (Wat is belangrijk voor ons als onderzoekers, het publiek en/of de politiek om te weten?).
Ten derde: We moeten verzamelde feiten in een verhaal - hypothese, theorie, paradigma - gieten die we onszelf en anderen (kunnen) vertellen. Anders kunnen we geen chocolade maken van al die losse feiten. Met andere woorden, we gaan op zoek naar de beschrijvende, verklarende en hopelijk voorspellende waarde van al ons gecombineerd feitenwerk. Geen simpele klus om oorzaak-gevolg verbindingen te vinden. Erwin Schrödinger zegt het zo:[2]
"Scientific theories serve to facilitate the survey of our observations and experimental findings. Every scientist knows how difficult it is to remember a moderately extended group of facts, before at least some primitive theoretical picture about them has been shaped. It is therefore small wonder, and by no means to be blamed on the authors of original papers or of text-books, that after a reasonably coherent theory has been formed, they do not describe the bare facts they have found or wish to convey to the reader, but clothe them in the terminology of that theory or theories. This procedure, while very useful for our remembering the facts in a well-ordered pattern, tends to obliterate the distinction between the actual observations and the theory arisen from them. And since the former always are of some sensual quality, theories are easily thought to account for sensual qualities; which, of course, they never do."
Dan is er nog iets: waarom zou dit óf dat wetenschappelijk verhaal uniek ‘waar’ zijn? Omdat de feiten dat laten zien? Natuurlijk niet. Er kunnen veel verhalen geconstrueerd worden waarin ‘de feiten’ een plaats kunnen krijgen. Kortom, er is heel veel ruimte om gefundeerde kritiek te leveren op wetenschappelijke verhalen, hypotheses en theorieën, al was het maar omdat de verzamelde feiten een expressie zijn van de onderzoekskeuzes die we vooraf gemaakt hebben, zoals we hebben gezien, en omdat de beoordeling van al die feiten en haar reikwijdte voor veel discussie vatbaar zijn. Gelukkig maar.
Deze gedachtes, die wetenschapsfilosofisch gesneden koek zijn, hebben ogenblikkelijk consequenties voor het wetenschappelijk bedrijf zelf. Allereerst, en heel erg belangrijk: er kan nooit een Hoge Raad voor de wetenschap bestaan. Zo’n raad zou finale uitspraken moeten doen over de (on)waarheid van bepaalde wetenschappelijke resultaten voortkomend uit een stuk onderzoek. Dat is per definitie onmogelijk. Het zou elke vorm van voortgang in wetenschappelijk onderzoek vermorzelen omdat voortgang in inzicht en begrip dan niet meer mogelijk is. Proefondervindelijke inzichten zijn nooit finaal van aard. Uit de geschiedenis van de wetenschap blijkt telkens weer dat inzicht groeit en verandert.
Daarnaast laat het een bepaald licht schijnen op de idee van ‘objectiviteit’. Deze term is niet alleen maar het tegenovergestelde van subjectiviteit waarmee een ‘onpersoonlijk – persoonlijk’ tegenstelling wordt opgeroepen, maar veeleer de mogelijkheid om kennis van zaken te hebben over iets. Die kennis van zaken geeft inzicht in goede en slechte argumenten die bepaalde overtuigingen over het onderzochte wel of niet ondersteunen.
“Wetenschap is nooit definitief.”
Dit brengt ons bij een centraal aspect van de proefondervindelijk zijde van wetenschappelijk onderzoek. We moeten het doen met de feiten die we hebben. Die set aan feiten is altijd (als in: echt altijd) onvolledig en voor aanvulling vatbaar. Onze objectieve overtuigingen over datgene wat die feiten ons kunnen vertellen is daarmee, wederom altijd, voorwaardelijk. Voorwaardelijk ten aanzien van de feiten die ons ter beschikking staan, de keuzes die we hebben gemaakt, en de verhalen (hypotheses, theorieën, paradigma’s) die we hebben gemaakt rondom die altijd beperkte set feiten. Daarom kan wetenschappelijk onderzoek ook altijd vooruit. Er zijn altijd nieuwe dingen te ontdekken, nieuwe standen van zaken te onthullen die onze overtuigingen kunnen doen wijzigen. Wetenschap is nooit definitief.
Is alle kennis die we hebben wetenschappelijk van aard? Natuurlijk niet. We weten heel veel dingen zonder dat daar welke wetenschap dan ook aan te pas komt. Het meest directe voorbeeld is ons geheugen. Natuurlijk kunnen we ons geheugen onderwerpen aan wetenschappelijke onderzoek, maar als we dat doen moeten we vertrouwen (faith as trust) dat ons geheugen ordelijk werkt om überhaupt goed geheugenonderzoek te doen.
We hebben verder ook een intuïtief gevoel over wat goed en kwaad is, we weten wie we tot onze geliefdes en vrienden mogen rekenen, en we hebben ervaringen, zowel in als buiten ons lichaam, die ons van alles vertellen en die we spelenderwijs leren. Daar komt geen wetenschap aan te pas. Er is bovendien een religieus kennen dat niet zomaar vanuit de gedeelde empirie opereert, maar veel persoonlijker en individueler van aard is. Deze kennis is tot op zekere hoogte ook overdraagbaar via mythes, legendes en andere verhalen, en kan een belangrijke bron van moreel besef in zich dragen. Bovendien is het zo dat uitspraken óver de wetenschap zelf niet wetenschappelijk, let wel, kúnnen zijn: deze zijn metafysisch van aard en vallen daarmee automatisch buiten de gebaande wetenschappelijke paden. Kwesties van goed of fout, of van recht versus onrecht, hebben daarom vaak veel meer te maken met deze laatste bron van kennis, dan met kennis die we op een wetenschappelijke manier verwerven.
Natuurlijk is ons religieus kennen tot op zekere hoogte geïnstitutionaliseerd. Er bestaan kerken en kerkgenootschappen waarbinnen een liturgie bestaat, ongeveer net zoals er een wetenschappelijke methode bestaat. Maar de staat legt dit religieuze kennen niet op, en de vrijheid van godsdienst is stevig verankerd in onze grondwet.
Hoe staat het met de vrijheid van wetenschap? Wel, ook wetenschap is tot op zekere hoogte geïnstitutionaliseerd: wetenschap wordt bedreven binnen universiteiten en onderzoeksinstituten, en je moet bijvoorbeeld aan zo’n gremium verbonden zijn om te kunnen meedingen naar subsidies. De staat faciliteert het doen van wetenschap, en daar zou het wat ons betreft bij moeten blijven. Bedenk daarbij dat de staat onderzoeksvragen sterk kan sturen door bepaald onderzoek wel of juist niet te laten financieren.
Dat het huidige kabinet hier totaal anders over denkt blijkt uit de uitlatingen van opnieuw Dijkgraaf: “Ik sta voor wetenschappelijke feiten en degenen die ze verkondigen. Hiervoor is een stevig fundament onder onze wetenschapscommunicatie nodig. Daarom komt er een nieuw nationaal centrum om wetenschapscommunicatie doeltreffender te maken.”[3]
Zou het nodig zijn, zo’n centrum? Absoluut niet. Wetenschappers zijn uitstekend in staat om zelf te communiceren, en we zouden niet weten wat de staat daaraan heeft toe te voegen. We zien eigenlijk alleen maar grote gevaren, namelijk het institutionaliseren van een puur sciëntistische – de drogreden dat alleen wetenschap ons iets zinnigs kan vertellen over onze werkelijkheid - kijk op de wereld en een overheid die ons gaat vertellen welke onderdelen daarvan wel en niet gecommuniceerd kunnen en mogen worden.
Overdreven angst? Geenszins, en we geven hier één recent voorbeeld. NRC-columniste Rosanne Hertzberger schreef op 5 november 2022 het volgende over onderzoek naar virussen een een laboratorium:[4] “Veruit de meeste wetenschappers zijn integere mensen die hun nieuwsgierigheid volgen en iets goeds willen doen voor de wereld. De meesten zullen, ook zonder regelgeving, geen onaanvaardbare risico’s nemen. Maar er hoeft er maar één te zijn die de grenzen wel opzoekt en de gevolgen zijn niet te overzien.” Onmiddellijk na publicatie van deze column werd Hertzberger op Twitter voor “anti-wetenschappelijk” uitgemaakt. Aangezien wij een overheid hebben die geen vraagtekens heeft willen stellen bij de herkomst van het coronavirus, en elke afwijkende berichtgeving hierover als ‘desinformatie’ heeft bestempeld, is dit precies het voorland waar Dijkgraafs instituut op afstevent. Als het de overheid niet past is wetenschap desinformatie of anti-wetenschappelijk. Dit is niets meer of minder dan maatschappelijke en geïnstitutionaliseerde propaganda voor onrechtvaardigheid en onrecht. De zogenaamde almacht van de wetenschap mag dan niet meer in twijfel worden getrokken.
“We zijn aardig op weg naar een staatswetenschap, en dat is evenzeer een staatsgodsdienst.”
De wereld zou te klein zijn als de overheid een staatsgodsdienst zou afkondigen, en terecht. Maar we zijn aardig op weg naar een staatswetenschap, en dat is evenzeer een staatsgodsdienst. Keuzes over recht en onrecht en goed of fout verdwijnen op deze manier namelijk geheel uit het zicht, en blijven verborgen achter de onneembare vesting van de zogenaamde wetenschappelijke waarheid waartegen een normale burger volkomen machteloos is. Bij de toeslagenaffaire was dit overduidelijk het geval, want vergeet niet dat deze affaire alleen maar heeft kunnen ontstaan door een veel te groot vertrouwen in wetenschappelijk-lijkende algoritmes die door geen mens meer werden gecontroleerd, maar waarachter zeer belangrijke morele keuzes waren gemaakt. Wetenschap als de grote witwasser van morele keuzes. Dit keer trof het de desbetreffende ouders, een volgende keer kan de lezer aan de beurt zijn. Dat bedoelen we niet als bangmaker, maar als feitelijke constatering.
We zijn overigens al aardig op weg op deze wiebelige route. De overheid verkondigt in diverse grote dossiers allerlei keuzes onder het mom van wetenschap, en we geven hier enkele treurige voorbeelden.
De vaccinatiedrang en –dwang tijdens de coronapandemie is natuurlijk al veelbesproken. De overheid heeft er niet voor gekozen om de kennis die we hebben neutraal te brengen zodat burgers naar eigen inzicht konden besluiten of ze zich al dan niet wilden laten vaccineren. Nee, de overheid koos voor regelrechte propaganda, waarbij elk afwijkend geluid direct gesmoord diende te worden. Nog op dit moment schrijft de overheid het volgende: “Ook helpt het [vaccineren] om te voorkomen dat je bijvoorbeeld je ouders, opa of oma besmet als je corona krijgt. Een coronavaccinatie neem je dus voor jezelf en voor je omgeving.”[5] Flagrante misleiding, want inmiddels is het voor iedereen duidelijk dat vaccineren de kans op het besmetten van anderen niet noemenswaardig verkleint. Voor degenen die de trialstudies hebben gelezen van de betrokken farmaceutische bedrijven is dit geen nieuws, overigens. Maar onze overheid blijft kiezen voor opzichtige misleiding.
Deze houding van de overheid heeft geleid tot grote discriminatie, uitsluiting en onrecht, want er was maar één waarheid, en iedereen die daar anders over dacht kwam onmiddellijk in het verdachtenbankje. Dit is dus precies wat het gedroomde instituut van Dijkgraaf gaat doen: onrecht propageren en institutionaliseren, en de overheid schrikt er dus zelfs niet voor terug om mensen te chanteren met de gezondheid van hun dierbaren.
We zien dezelfde houding van de overheid in het stikstofdebat. Eén bepaalde wetenschappelijke visie is tot waarheid verheven, en tot steunpilaar van het beleid gemaakt. Deze wetenschappelijke onderbouwing is echter flinterdun, maar wordt dus wel ingezet om politieke keuzes te maken die veel individuele boeren treft: het onrecht spat er vanaf, maar er is geen kruid tegen gewassen. Sterker, het is nu zonneklaar dat het model (AERIUS) dat in Nederland bij wet moet worden gebruikt om stikstofneerslag te berekenen van een bepaalde activiteit – bouwen van huizen, het uitbreiden van een stal, enzovoort – nog niet eens bij benadering een fatsoenlijke berekeningen kan maken. Dat was al lang bekend maar werd verborgen gehouden.[6] Daarmee propageert de overheid, bij wet, anti-wetenschap. Het kan verkeren.
Een derde voorbeeld betreft het aardbevingendossier in Groningen. Ook daar verschuilt de overheid zich achter één bepaalde wetenschappelijke visie waartegen individuele slachtoffers zich niet of nauwelijks kunnen verdedigen.[7] Het recht in Groningen is (heel) ver te zoeken.
In al deze dossiers wordt één bepaalde wetenschappelijke visie neergezet als een onontkoombaar feit, zonder dat er een discussie heeft plaatsgevonden over wat we wel en niet belangrijk vinden, en wordt onrecht door onze overheid bevorderd. Dat de overheid vast van plan is om deze koers te blijven varen blijkt uit bijvoorbeeld het recente plan van Minister Kaag om alle financiële transacties boven de 100 euro te gaan monitoren.[8] Het is een plan van een overheid die meent dat alles wat technisch en wetenschappelijk kan, ook zou moeten. Het instituut van Dijkgraaf zou dit onzalige plan zomaar kunnen gaan verdedigen, door “goed te communiceren” wat de bedoeling zou zijn. Dat veel mensen geen probleem zien omdat ze naar eigen zeggen niets te verbergen hebben maakt het bepaald niet beter. Het maakt dat de overheid te weinig oppositie zal ondervinden.
Het is natuurlijk verleidelijk om te speculeren hoe dit allemaal zo heeft kunnen gebeuren, en de meningen hierover lopen nogal uiteen. Complot denken is aan ons niet besteed, en wij zoeken de achtergrond toch meer in een bepaalde mate van onbewustheid en gebrek aan historisch besef. Sciëntisme is een ideologie, en we hebben hier dus te maken met een ideologische overheid. Dat elke ideologie uiteindelijk uitmondt in een onleefbare en onrechtvaardige samenleving hoeven wij - denken we - niet uit te leggen want daar staan de geschiedenisboeken vol van. Er is misschien nog een kans om dit onheil af te wenden, maar dan zal de bevolking van Nederland wel veel bewuster moeten gaan worden. De ervaringen tijdens de coronacrisis stemmen ons op dat punt niet heel erg vrolijk of gerust, maar het is echt de enige begaanbare weg.
Citeer dit artikel: Ter Verdieping, aflevering 1, 2022
[1] Lezing ‘Wanneer kennis kritiek wordt’, door minister Dijkgraaf | Toespraak | Rijksoverheid.nl
[2] THE MYSTERY OF THE SENSUAL QUALITIES (Chapter 6) - What is Life? (cambridge.org)
[3] Robbert Dijkgraaf on Twitter: ⤵️ https://t.co/fVgIYFVg6L" / Twitter
[4] Column | Virologisch experiment is riskant. Te riskant - NRC
[5] https://overvaccineren.nl, geraadpleegd op 8 november 2022.
[6] https://jaaphanekamp.com/blog/2022-11-07-aerius-het-rijks-instituut-voor-valse-misleiding/ , geraadpleegd op 9 november 2022.
[7] Voor een veel uitgebreidere bespreking over de rol van modellen in al deze dossiers, zie het aankomende boek van Marc Jacobs en Ronald Meester: Van aardbeving tot zoönose | Walburg Pers
[8] Minister Kaag wil alle betalingen vanaf 100 euro monitoren: 'Helemaal knots' (bvnl.nl)
Relevante gesprekken bij dit artikel:
Van Ronald Meester:
Van Jelle van Baardewijk: